Doorstroomtoets

Wat wordt er getoetst bij het onderdeel Taalverzorging in de doorstroomtoets?

De doorstroomtoets is een belangrijk moment voor kinderen in groep 8. Tijdens deze toets worden verschillende vaardigheden getest, om een goed beeld te krijgen van de kennis en kunde van je kind. In de doorstroomtoets is Taalverzorging een verplicht onderdeel. Taalverzorging is naast Lezen één van de twee onderdelen van Taal. In dit artikel bespreken we wat er precies wordt getoetst bij het onderdeel Taalverzorging in de doorstroomtoets. We gaan in op de verschillende aspecten: spelling van werkwoorden, spelling van niet-werkwoorden en het gebruik van leestekens.

Wil je dat je kind goed voorbereid is op de doorstroomtoets? Laat ze oefenen met Junior Einstein! Onze oefeningen zijn speciaal gemaakt om je kind te helpen bij het oefenen voor de doorstroomtoets.

Spelling Werkwoorden

Bij Taalverzorging in de doorstroomtoets wordt de correcte spelling van werkwoorden getoets. Dit is een belangrijk onderdeel omdat werkwoorden die fouten bevatten de duidelijkheid van een tekst kunnen beïnvloeden. Het gaat er bij dit onderdeel om dat je kind werkwoorden foutloos kan schrijven of fout geschreven werkwoorden kan herkennen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar verleden tijd (ik liep), voltooid deelwoord (ik heb gelopen) en tegenwoordige tijd (ik loop). Daarnaast wordt er bijvoorbeeld ook gekeken naar het juist kunnen schrijven van vervoegingen zoals ik loop, jij loopt, hij loopt.

Voorbeeldvraag 1

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

overtuigen

Iedereen was ervan ________ dat ik de wedstrijd zou winnen.

Voorbeeldvraag 2

In welke zin is het dikgedrukte woord goed gespeld?

A. De brandweerman heeft het vuur snel geblust.
B. De brandweerman heeft het vuur snel geblusd.
C. De brandweerman heeft het vuur snel geblusdt.

Spelling Niet-Werkwoorden

Naast werkwoorden is de spelling van niet-werkwoorden, zoals zelfstandige naamwoorden (e.g. de man, Amsterdam of het konijn), bijvoeglijke naamwoorden (e.g. oude, mooie of rode) of voorzetsels (e.g. voor, naast of op), ook een groot onderdeel van Taalverzorging. Hierbij wordt gekeken of je kind verschillende woorden, die geen werkwoorden zijn, correct kan schrijven of de juiste spelling kan herkennen. Zoals samengestelde woorden (e.g. pannenkoeken of zonnebrand) en woorden met een trema of accent (e.g. ideeën, skiër of komma’s). Maar ook bijvoorbeeld het juist kunnen spellen van leenwoorden (e.g. bagage, chalet of finale).  

Voorbeeldvraag

In welke zin is het dikgedrukte woord goed gespeld?

A. Wil je daar onmidelijk mee ophouden!
B. Wil je daar onmidellijk mee ophouden!
C. Wil je daar onmiddelijk mee ophouden!
D. Wil je daar onmiddellijk mee ophouden!

Leestekens

Een ander belangrijk aspect van de taalverzorging is het correcte gebruik van leestekens. Dit omvat het juiste gebruik van punten, komma's, vraagtekens, uitroeptekens, aanhalingstekens en andere leestekens die helpen bij de structuur en duidelijkheid van zinnen en teksten.

Voorbeeldvraag

Waar in deze zin mist de komma?

Vul [ , ] in op de juiste plek.

Gisteren hebben we _ op het strand een zandkasteel _ gebouwd _ in de zee gezwommen _ en _ een boek gelezen.

Het onderdeel Taalverzorging in de doorstroomtoets test verschillende aspecten van de taalvaardigheid van je kind. Van spelling van werkwoorden en niet-werkwoorden tot het juiste gebruik van leestekens, de toets zorgt ervoor dat kinderen hun taalvaardigheden op diverse gebieden kunnen laten zien. Het is belangrijk dat je kind goed voorbereid is op deze verschillende soorten vragen om succesvol te zijn in het onderdeel Taalverzorging van de doorstroomtoets. Door regelmatig te oefenen en zich bewust te zijn van de verschillende vaardigheden die getest worden, kan je kind met vertrouwen de toets maken.