Doorstroomtoets

Wat wordt er getoetst bij het onderdeel Rekenen in de doorstroomtoets?

In groep 8 staat de doorstroomtoets voor de deur, waarbij rekenen een cruciale rol speelt. In dit artikel lees je alles over wat er wordt getoetst bij het onderdeel rekenen in de doorstroomtoets. In dit onderdeel is er specifieke aandacht voor getallen, verhoudingen, meten & meetkunde en verbanden. We laten ook zien welke soort vragen je kind kan verwachten tijdens de toets.

Getallen

Bij het onderdeel rekenen wordt veel aandacht besteed aan het begrip en gebruik van getallen. Dit omvat basisbewerkingen zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen, evenals meer complexe bewerkingen zoals breuken, procenten en kommagetallen. Hierbij gaat het niet alleen om kale sommen, maar ook sommen in contexten met maateenheden (e.g. liter, centimeter of inch). Daarnaast valt hier ook het gebruik van een rekenmachine en wiskundige notaties (e.g. < , >, =) onder.
 

Voorbeeldvraag

2310 - 465 + 75 = _____________

Verhoudingen

Verhoudingen zijn een ander aspect dat wordt getoetst tijdens de doorstroomtoets. Je kind moet laten zien dat ze verhoudingen kunnen herkennen, berekenen en toepassen in verschillende contexten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om percentages en breuken (zowel in cijfers als in woorden). Je kind moet daarnaast kunnen rekenen met geld, schaal en gecombineerde grootheden zoals kilometer per uur.

Voorbeeldvraag

Een winkelcentrum heeft een parkeerterrein van 10 000 m2.
Volgende maand bereiden ze het parkeerterrein met 20% uit.

Hoe groot is de uitbreiding in vierkante meter?

_____________ m2

Meten & Meetkunde

In het onderdeel meten en meetkunde wordt de kennis van maten, geometrische vormen en ruimtelijk inzicht getest. Dit omvat het begrijpen en toepassen van meeteenheden (e.g. kilogram/kg, liter/l, centimeter/cm) en deze in elkaar om kunnen rekenen. Het berekenen van oppervlakten en volumes en het herkennen van vormen en patronen. Je kind moet daarnaast ook kunnen werken met richtingaanwijzingen, windrichtingen en schriftelijke aanwijzingen op kunnen volgen. 

Voorbeeldvraag

Je hebt 0,5 liter melk nodig voor 8 pannenkoeken. 
Lien gaat 20 pannenkoeken bakken.

Hoeveel milliliter melk heeft Lien nodig?

____________ milliliter

Verbanden

Het vierde onderdeel van rekenen in de doorstroomtoets is verbanden. Hierbij moet je kind laten zien dat ze gegevens kunnen interpreteren en gebruiken om conclusies te trekken. Dit wordt vaak getoetst aan de hand van grafieken, tabellen en vergelijkingen. Het kan hierbij ook gaan om het ontdekken van regelmaat of patronen in getallen.

Voorbeeldvraag

Maik en zijn broer lopen over het strand.
Elke keer als Maik 4 stappen zet, zet zijn broer maar 3 stappen. 

Als zijn broer 60 stappen heeft gezet, hoeveel stappen heeft Maik dan gezet?

_____ stappen